Het Achtvoudig Pad

In de yogafilosofie wordt mens zijn vergeleken met een wiel waarvan de as niet goed in het midden zit. Dat heet dukkha. Duk=slecht, kha= verwijzing naar de as van een wiel. Daardoor verloopt je rit oncomfortabel. Het leven is dukkha: het loopt niet soepel, het schuurt altijd. De boeddha zei erover: dukkha is:

  1. alle mentale en lichamelijke ongemak en pijn.
  2. het onvermogen om veranderingen, mentaal en lichamelijk, te accepteren. Niet accepteren dat alles onderhevig is aan verandering, impermanent en van zichzelf leeg is.
  3. een existentieel ongemak wat wordt veroorzaakt door onze geconditioneerde dualistische kijk op het bestaan: je gescheiden voelen van de wereld om je heen.

Het achtvoudig pad is volgens de yogatraditie een weg uit dat lijden. Het is het oudste gedeelte van de Yoga Sutra’s van Patanjali.

Als je een yogales volgt, ben je bezig met een paar onderdelen van dat achtvoudig pad. Als je yoga volgens Patanjali gaat doen, neem je het breder en betrek je je hele leven erbij. Dan bewandel je alle acht paden tegelijk. Het zijn dus geen acht treden van een te bereiken top. Het is acht-voudig: alle acht de leden probeer je vorm te geven in je leven.

De acht leden zijn: yama (gedrag naar buitenwereld), niyama (gedrag naar jezelf toe), asana (yogahoudingen), pranayama (adembeheersing), pratyahara (terugtrekken), dharana (aandacht), dhyana (meditatie) samadhi (eenzijn).

Deel een: Yama. Yam = in stand houden, trouw zijn, discipline.

Het woord Tucht wordt vaak gebruikt. Yama gaat over je gedrag in de buitenwereld. Yama omvat regels die gelden voor je omgang met andere mensen. Een soort sociale ethiek. Binnen yama zijn er vijf kernwoorden:

Geweldloosheid, waarachtigheid, niet stelen, kuisheid, onbegerigheid.

Geweldloosheid. Dat betekent dat ieder leven zijn eigen waarde heeft. En onvervangbaar is. Dus dat je op geen enkele wijze ander leven schaadt. Inderdaad, de yogi brengt de mug naar buiten en loopt om het mierennest heen. Een yogi eet geen vlees of vis. Geweldloosheid is ook: geen onrecht doen, niet kwetsen. Het radicale hiervan nodigt uit om te concluderen: dat is onbereikbaar voor mij. En inderdaad: een mensenleven impliceert nu eenmaal geweld. Met letterlijk elke stap die je zet, is het mogelijk dat je schade aanricht. Je kunt je menszijn en geweldloosheid wat nader tot elkaar brengen door geweldloosheid een streven te laten zijn.

Een geweldloze houding werkt door op je naaste omgeving. ‘zodra hij volhardt in geweldloosheid, is er geen vijandschap meer in zijn buurt.’ (sutra 2.35)

Waarachtigheid betekent: de waarheid geen geweld aandoen. Open en eerlijk omgaan met mensen en met dingen. En ook met jezelf. En zoeken naar wat werkelijkheid is; geen genoegen nemen met schijn. Waarachtig in woorden, gedachten en daden. Dat maakt dat anderen je gaan vertrouwen. ‘Zodra hij volhardt in waarachtigheid bepaalt hij daden en hun gevolgen’ (Sutra 2.36) Dat betekent: waarachtigheid (eerlijkheid) kan de eindeloze kringloop van daden en hun gevolgen breken. Een eerlijk woord kan in andere mensen een ommekeer en bezinning teweeg brengen.

Niet stelen: je moet, en kunt alleen maar, zelf realiseren wat je zoekt. Het gaat niet met andermans bezit. En aan andermans inzichten heb je ook niets. Dat moet in jezelf rijpen. ‘Zodra hij volhardt in niet stelen, komen alle schatten naar hem toe’ (Sutra 2.37) De yogi wordt zich dan bewust van de rijkdom die hem al omringt.

Kuisheid is seksuele onthouding, zodat je je geheel kunt richten op de studie van de yoga geschriften. Hoewel er vanouds ook yogi’s bekend zijn die getrouwd waren en grote gezinnen hadden. Toch wordt het de yogaleerling aanbevolen.

Onbegerigheid, betekent niet gehecht zijn aan bezit. Bezitsdrang laat je de vraag en het zoeken naar de feitelijke structuren van het bestaan, dus je zelfontwikkeling, helemaal vergeten. Voor je het weet ben je voortdurend op jacht naar geld en geluk, kennis en macht. Bezitsdrang maakt je blind voor je diepste verlangen, nl niet meer gebukt gaan onder het juk van oorzaak en gevolg, van daden en hun neerslag.

Deze mechanismen kun je, aldus de sutra, pas ervaren als belemmeringen, als je onbegerig bent.

Deel twee: Niyama. Ni = naar binnen gericht. niyama = gedrag naar jezelf toe.

Zodat je een waardige behuizing hebt, voor het zelf. Wat is het zelf? Je hebt je lichaam en geest – en daarnaast het zelf. Ze zijn van een verschillende orde. Het zelf is in staat te kijken naar lichaam en geest. Het zelf is zuiver. Dus als je in de les je aandacht richt op je lichaam, of op je gedachten, doe je dat vanuit het zelf. Het kijken, Patanjali zegt: het zelf is het ziende. Binnen niyama zijn er opnieuw vijf kernwoorden:

Reinheid, tevredenheid, vurige inzet, zelfonderzoek en overgave aan god.

Reinheid, drievoudig:

de plek waar je yoga en meditatie doet is schoon;

je lichaam schoon, een waardig omhulsel om in te verblijven. Dus zuiver eten en drinken. Hierover zijn boeken vol geschreven. Voor nu stip ik aan hoe zuiver eten en drinken je helpt, volgens Patanjali:

  1. zuiverder geest: denkvermogen groter, helderder voelen en ervaren. Je uiterlijk gaat stralen.
  2. Daardoor word je geest blij, rustig en vreedzaam. En dat is gelijk het derde waar reinheid over gaat: je geest schoon van haat, bitterheid, agressie.
  3. Schoon lichaam en schone geest maakt je geest geschikt voor eenpuntigheid: je concentreren op één ding.
  4. Zo leer je je zintuigen te beheersen: ze leiden je niet meer af en kunnen de meditatie niet meer verstoren.
  5. En dan kun je ook de laatste stap zetten: het wezenlijke, het zelf, het ziende te zien, te ontmoeten, te ervaren.

Tevredenheid, niet meer begeren dan wat voorhanden is… Geen illusies en dromen meer achterna lopen.

Vurige inzet: een intense betrokkenheid, die nodig is om vol te houden, trouw te blijven aan je doelstelling.

En zelfonderzoek: naar jezelf kijken; je ontwikkeling bewust blijven volgen en laten stimuleren. Zelfonderzoek is ook: studie van de heilige schriften. Volgens Patanjali heeft het zelfonderzoek tot gevolg dat je je kunt verenigen met het goddelijke. En dat goddelijke ziet hij nogal ruim, dat is maar net wat jij als goddelijk ervaart. En zo komen we bij de laatste van de niyama’s:

Overgave aan god… je wijdt je werk aan ‘het hogere’ en doet afstand van de resultaten. Anders zou je weer gehecht raken.

Volgens Patanjali heeft overgave aan god, volmaakt éénzijn tot gevolg. Maar het ligt iets ingewikkelder.

Patanjali geeft aan dat overgave aan god, een indirecte weg is. Omdat je nog een hulpmiddel gebruikt (god). Alleen door oefening en ongehechtheid bereik je het eenzijn rechtstreeks. Overgave aan god geeft dus inderdaad een eenzijn, maar nog niet de volledige bevrijding, nl dat je het zelf rechtstreeks ervaart. Tussen je geest en het zelf in ervaar je nog de aanwezigheid van een godheid. Dus uiteindelijk is zo’n godheid een sta in de weg voor de ontplooiing van het zelf. Zo’n volmaakt eenzijn met het goddelijke is dus leuk, en nuttig bij het ontwaken, maar voor het eenzijn in de zin van de onmiddellijke ervaring van het zelf, is t een belemmering.

Deel drie: Asana = houding.

Dit zijn de yogahoudingen. As = zitten, of rusten. In de sutra staat: sthira-sukham-asanam. Sthira = stevig, stabiel, onbeweeglijk. Sukha: geluk, hier: aangenaam. En asanam is dus: houding. Stabiel en aangenaam is de houding! Zodat je niet afgeleid raakt door spanning of pijn. Meer zegt Patanjali er niet over! Waar komen al die asana’s, die wij beoefenen bij onze hatha-yoga, dan vandaan?? Waarschijnlijk waren die asana’s nog niet verzameld en beschreven. Al bestonden ze al lang. Pas in de vijftiende eeuw kwam de hatha-yoga in India tot bloei. Ha = zon, actie, mannelijk, yang en Tha = maan, rust, vrouwelijk, yin. Yoga = vereniging. De actie en rust kant in de mens verenigen, dat is hatha yoga.

En toen werden de asana’s eindelijk opgeschreven. Zo verscheen o.a. het klassieke yogawerk de hatha-yoga-praedipika, waarin de houdingen en hun varianten worden beschreven.

In het westen, als wij het over yoga hebben, denken we dus aan hatha-yoga, het derde lid van het achtvoudig pad. Veel yoga beoefenaars weten niets van de filosofie erachter. Van yama en niyama. En de rest. Ze doen de asana’s vanwege hun genezende en ontspannende werking, en dat werkt ook zonder de filosofie te kennen. Sterker nog: door het doen van hatha yoga gebeurt het vaak dat mensen meer wilskracht krijgen, meer moed tot zelfanalyse en makkelijker kunnen mediteren. En zo praktiseren velen toch delen van het achtvoudig pad.

Een asana is een ontspannen inspanning. Eerst je spieren gebruiken om in de houding te komen, dan ontspanning terwijl je toch in de houding blijft. Door te oefenen, leer je zelfs in moeilijke houdingen lang en ontspannen te verblijven. Het mooie is dat de lichaamsspieren wel gebruikt, maar niet overbelast worden. We vermoeden dat Patanjali met de ‘aangename houding’ de kleermakerszit bedoeld heeft. De andere yogahoudingen zijn bedoeld om het lichaam sterk en soepel en ontspannen genoeg te maken voor deze houding. Samen met yama en niyama zijn lichaam en geest dan in evenwicht en kan het mediteren beginnen. Volgens Patanjali is de yogi dan niet meer gevoelig voor uitersten zoals hitte, kou, regen, droogte, pijn, plezier, welvaart of armoede, bedreiging of geruststelling.

Deel vier: Pranayama.

Prana = levensenergie. Yam: beheersen, verlengen, inhouden. Pranayama: beheersing van de levensenergie via de adem.

Adem

Hier zijn boeken vol over geschreven! De adembeheersing is een van de oudste middelen van de yoga, ze komt uit de tijd van de ademoefeningen in de oud-vedische gemeenschappen, zo’n 1200 jaar voor onze jaartelling. De ademoefeningen werden gebruikt als scholing voor het zingen en reciteren van gezangen. Uit die ademtechnieken ontstonden later de ademoefeningen, gericht op geestelijke verdieping. Volgens de sutra’s kan de yogi met de ademhaling de levenskracht leren kennen en beheersen. Je adem kan je vertellen hoe het met je is. Een snelle hoge ademhaling wijst op iets anders als een trage buikademhaling. Een yogi gebruikt de ademoefeningen om het innerlijk te zuiveren, tot rust te brengen. En om in harmonie te komen met het ritme, de stroming van de natuur. Het ritme van de hele kosmos. Het is de voorbereiding op meditatie. Door het ademritme te onderbreken, word je je bewust van een stuk leegte en stilte waarin niets gebeurt. Precies zoals de stilte tussen twee wervelingen van de geest in. In die stilte licht de ware aard, het zelf, eventjes op.

Via de adem krijg je zo meer vat op de levensenergie die door je heen stroom, en op de wervelingen in je geest. Zo helpt pranayama bij een steeds verder gaande zuivering van de geest, die zich naar binnen gaat richten en zijn gebondenheid met de uiterlijke wereld steeds meer loslaat.

Deel vijf: Pratyahara: terugtrekken van de zintuigen

De zintuigen zijn voortdurend onderweg naar de voorwerpen en gebieden waarmee ze vanuit hun aard verbonden zijn. Bv oog: kleuren en vormen, oor: geluiden, klanken. Zolang die zintuigen achter de waarneembare werkelijkheid aanhollen, zorgen ze voor onafgebroken wervelingen in de geest. En andersom neemt de wervelende geest ook de zintuigen weer overal mee naartoe. In deel vijf van het achtvoudig pad richt je de zintuigen op het innerlijke. De zintuigen volgen de geest. Samen met je geest, je adem en je lichaam, laat je ook je zintuigen stil worden.

‘De zintuigen laten meegaan met de ware natuur van de geest door de verbinding met hun eigen terrein te verbreken, is terugtrekken.’ (2.54)

De ware natuur van de geest is ‘licht, zuiver en stil’

De ware natuur van het zelf is ‘het ziende, de toeschouwer’

De gedachte hierbij is als volgt: Wat in de yogi leeft aan ervaringen en kennis is voldoende voor de verdere weg naar eenzijn. Er hoeft niets nieuws meer bij te komen. De yogi weet. De zintuigen hebben geen taak meer. Ze trekken zich terug zoals een schildpad haar ledematen intrekt en bij zichzelf is onder haar schild.

Deel 6: Aandacht, Dharana

De geest binden aan één plaats, is aandacht. (sutra 3.1)

Het leven, het aards gebeuren, leeft in de yogi door, maar zijn aandacht is verdiept in zichzelf. Nu gaat het erom het zelf, dat in hem woont, te bevrijden. Maar is de geest van de yogi nog vol van indrukken en herinneringen aan de wereld buiten. Dat brengt nog onrust in de stilte. Door de aandacht op 1 punt te richten, kunnen alle gedachten en wervelingen langzaamaan verdwijnen.

In het begin richt de geest zich op een voorwerp buiten zichzelf. Bv een kaarsvlam. Door zo, langdurig, aandacht te geven, herschept de geest de betekenis van de kaarsvlam. De sutra’s zeggen dat uiteindelijk alles gemaakt is van dezelfde grondstof: energie. De afstand tussen geest en aandachtspunt wordt kleiner en kleiner, tot er geen afstand meer is. Geest en kaarsvlam worden één.

Deel 7: Meditatie, Dhyana.

Er is geen duidelijke grens te trekken tussen aandacht en meditatie. Als je de aandacht lang en intens genoeg volhoudt, gaat ze ongemerkt over in meditatie. Steeds minder hebben de wervelingen van de geest de vorm van woorden en ideeen, steeds meer neemt de geest de vorm aan van dat waar hij naar toe stroomt. Het voorwerp van je aandacht wordt het brandpunt, waarin alles samenkomt: alle wervelingen, je eigen aandachtige aanwezigheid, het voorwerp zelf.

Hoe verder je vordert, des te fijner kies je de voorwerpen van meditatie. Tot je zelfs datgene wat geen enkele vorm meer heeft, met de kracht van je geest kunt laten verschijnen in je innerlijk: het zelf.

Deel 8: Eenzijn, Samadhi

Vanaf een bepaald moment wordt dat wat zich in de geest van de mediterende yogi afspeelt, eenzijn genoemd. De geest is als leeg. De voorwerpen verschijnen zoals ze zijn, de geest is als een helder kristal. Zijn contact met de dingen en verschijnselen is gezuiverd en gaat niet meer vergezeld van inadequate reacties. De yogi neemt waar, zonder zijn waarneming te kleuren door wat in hem leeft of leefde. Hij bejegent de dingen onbevooroordeeld.

Nog verder

En nog steeds vindt er verdere ontwikkeling plaats. De sporen van herinnering aan het oude leven zijn er nog en kunnen de kop opsteken en ongedaan maken wat de yogi bereikt heeft. Het begin van eenzijn is bereikt; de verdere ontwikkeling is heel persoonlijk. Er zijn alleen de individuele ervaringen van andere yogi’s, die steeds minder in woorden gevat kunnen worden. Er komt een onwankelbaar onderscheidingsvermogen, ook de fijnste wervelingen liggen nu stil, de geest is sereen. De tijd is opgeheven in de zelfervaring van de yogi. Vrijheid, ontwording, stilte, woordloos, beeldloos, tijdloos, ik-loos… woorden kunnen dit stadium niet meer uitdrukken. Lao Tse, Chinese wijsgeer en mysticus ca 600 v Chr, stichter Taoisme, vat dit stadium samen in het woord Dau.

‘het dau dat in woorden gezegd kan worden, is het niet ware dau. Wie van dau weet, spreekt niet, wie van dau spreekt, weet niet.’